Als diëtist ben je altijd bezig om een cliënt een gezond voedingspatroon aan te leren. Tekorten voorkomen, het gewicht te verlagen en de gezondheid verbeteren door welvaartsziekten te voorkomen of te ‘genezen’.
Er wordt door de diëtist gelet op de calorieën, maar het verschil tussen de energie-inname en het energieverbruik blijft binnen de perken. Een verschil groter dan 500 kcal is onverstandig omdat het normaal gesproken niet is vol te houden en het lichaam te snel in de ‘spaarstand’ komt.
De spaarstand is de situatie waarin het gewicht een plateau bereikt en afvallen niet meer lijkt te lukken ondanks er nog steeds minder calorieën wordt genomen.
Een groot misverstand in de energiebalans is het constant blijven van het energieverbruik. Als er minder calorieën worden gegeten dan worden verbruikt, gaat het gewicht in eerste instantie omlaag. Het lichaam past zich langzamerhand aan en zal ook minder energie verbruiken. Processen als de hartslag, bloeddruk en warm houden van het lichaam worden verlaagd en is het energieverbruik gelijk of zelfs lager dan de energie-inname.
Dit proces komt gemiddeld na drie maanden, maar een cliënt met een verleden van vele dieetpogingen zal veel sneller op dat punt komen. Cliënten die bij mij terecht komen hebben vaak al meerdere diëtisten gehad en verwachten van mij een lijstje met gezonde voeding en een voedingsschema waar zij mee aan de slag gaan. Ik kan hetzelfde doen, maar is dat dan ook een garantie dat het nu wel gaat lukken?
Afgelopen jaar heb ik wat pilots gedaan met cliënten op een andere manier begeleiden. Andere richtlijnen gebaseerd op het aanpakken wat waarschijnlijk de werkelijke oorzaak van overgewicht en obesitas is.
Uit extreme gevallen kan vaak veel informatie worden gehaald. Een voorbeeld is een patiënt met diabetes type 1. Diabetes type 1 kenmerkt zich door een defect aan de alvleesklier, waardoor insuline niet of nauwelijks wordt aangemaakt. Het gaat ook gepaard met gewichtsverlies. Sterker nog, zonder uitwendige insuline lukt het een patiënt met diabetes type 1 niet om aan te komen, ongeacht hoeveel er wordt gegeten! Andersom is er nog een teken dat insuline een belangrijke rol speelt in het bepalen van het gewicht. Diabetes type 2 patiënten die insuline moeten spuiten, krijgen het advies dat zij moeten afvallen. Dit lukt echter niet en bijna altijd gaat het gewicht juist omhoog na het moeten spuiten van insuline.
Insuline is één van de drie nutriëntensensoren. mTOR en AMPK zijn de andere twee. Insuline en mTOR zijn verantwoordelijk voor groei en opslag van energie. Groei is voor de jeugd en jongvolwassenen erg belangrijk, maar op latere leeftijd niet meer. Toch stimuleren we dit nog steeds en tegenwoordig is dit alleen maar meer geworden.
Dit komt door het aantal eetmomenten dat wij tegenwoordig hebben. Zes of zeven eetmomenten op een dag is allang geen uitzondering meer. Het beperken van eetmomenten heeft een aantal voordelen. Het voorkomt dat wij de hele dag door insuline (en mTOR) stimuleren en krijgt het lichaam tijd om deze waarden te verlagen. Hiermee wordt (onnodige) groei en opslag van energie geremd en kan het lichaam gebruik maken van de (vet)voorraad.
Het verminderen van het aantal eetmomenten gaat in kleine stappen en de invulling ervan kan per persoon verschillen op basis van voorkeur en resultaat.
Gepaard met het beperken van eetmomenten is ook het afwisselen van het eetpatroon. Calorie- restrictie verlaagt op termijn het metabolisme. Dat fenomeen wordt in de diëtetiek de spaarstand genoemd. Onderzoek dat deelnemers drie maanden lang elke dag rond de 1200 kcal laat nemen is te zien dat het metabolisme omlaag is gegaan. De andere groep deelnemers die om de dag rond de 2400 kcal aten en de andere dag vasten liet zien dat het metabolisme redelijk gelijk blijft, wat aantoont dat het lichaam gebaat is bij een onregelmatig eetpatroon en vasten. Onderzoeken gedaan naar de oudere gezonde inwoners van het Japanse dorpje Okinawa, liet zien dat zij weinig hart- en vaatziekten, hoog metabolisme en spiermassa hadden. Het eetpatroon kenmerkt zich hoog in gezonde vetten (waardoor ook hoog calorisch) met weinig eetmomenten.
Het effect van voeding is al vaker aangetoond, maar het experiment van Sam Feltham doet wel veel stof tot nadenken. Hij ging voor 21 dagen bijna 6000 kcal per dagen eten. Het percentage in vetten is 70% van het aantal calorieën. De verwachting is dat hij zo’n 7,3 kilo aankomt. Hij komt na 21 dagen 1,3 kilo aan. Het is voornamelijk spiermassa en hij is 2,5 centimeter rond zijn buikomvang kwijt. Hij gaat het experiment nogmaals doen en neemt nu 70% aan koolhydraten van de 6000 calorieën. Hij komt na 21 dagen 7,3 kilo aan en 9,5 centimeter is bij zijn middel toegenomen. Het is een enorm verschil dat duidelijk aangeeft dat het effect van voeding eigenlijk wel belangrijker is dan het aantal calorieën. Het eetpatroon was in de gezonde periode, enorm veel vette vis, volle melkproducten als kwark en yoghurt en veel noten. Een eenzijdig eetpatroon dat voor een korte periode te doen is, maar voor de langere termijn is afwisseling nodig om het een leefstijl te maken.
Een ander belangrijke factor is een gezonde darmflora. Tegenwoordig wordt de connectie tussen darmen en hersenen steeds meer aangetoond. De darmen zijn niet voor niets het ‘tweede brein’. Gezonde voeding speelt een grote rol in een gezonde darmflora. De basis van de gezonde voeding is een hoog vezelgehalte, veel gezonde omega 3 vetten en gefermenteerde voedingsmiddelen. Vasten is in onderzoek aangetoond dat het de verdeling van darmbacteriekoloniën positief beïnvloedt.
Dus om een gezonde leefstijl te krijgen is het nodig om:
Afgelopen jaar heb ik een aantal cliënten op deze manier begeleid. De resultaten zijn goed. Het blijkt voor cliënten redelijk makkelijk om het aantal eetmomenten te verlagen. Dit is dan ook de eerste stap. Uit ervaring kunnen cliënten het beperken van eetmomenten makkelijker toepassen dan wanneer zij aan de slag gaan met een gezonde productenlijst. De overgang van het eigen voedingspatroon naar een ‘nieuw voedingspatroon’ met andere producten wordt toch gezien alseen grote stap. Met het beperken van het aantal eetmomenten kan op korte termijn goed resultaat worden behaald en kan er in kleine stappen worden gewerkt naar het toepassen of vervangen van producten.
Vaker een consult is ook erg belangrijk. Vaak genoeg komt het voor dat een volgende consult na een maand is gepland en dan is het meestal niet gelukt om goed te houden aan de richtlijnen. Als een afspraak met grotere frequentie plaatsvindt, bijvoorbeeld elke week is, blijft de motivatie er goed in en kan er beter worden bijgestuurd. Een cliënt neemt zelden contact op als het niet goed gaat, ondanks dat dit vaak wordt aangegeven dat de begeleiding ook juist bedoelt is voor de moeilijke momenten. Uiteraard zijn er hogere kosten voor een cliënt als een afspraak frequenter plaatsvindt. De oplossing is begeleiding met een groep zoals bij BeneFIT Lifestyle Change. Ik merk dat een groep het juist erg fijn vindt om de ervaringen te delen en zo elkaar te helpen met praktische problemen. Om iemand anders open te horen praten over redelijk universele problemen die hij of zij meemaakt, kan een band scheppen. Herkenning en erkenning van (praktische) problemen met het voedingspatroon kunnen dan ook samen en met de diëtist worden opgelost.
Uiteraard zal niet iedereen er gelijk voor openstaan, dus is individuele begeleiding ook zeer belangrijk. Toch merk ik daarbij dat de frequentie een grote rol blijft spelen. Hoe vaker een afspraak, hoe beter de cliënt zich aan de richtlijnen kan houden en er een eigen leefstijl van kan maken.
Het doel is dat iedereen individueel zijn doelen bereikt, maar dan niet alleen op de korte termijn, maar vooral voor de lange termijn. Dit kan iedereen toepassen en op zijn of haar eigen manier invullen en er uiteindelijk een leefstijl van maken.